WALTENS Jozef - Sdt - Stamnummer 0577

3e Compagnie - Recce/Dispatcher

 

 

Sdt. Jozef Waltens
     3e Compagnie – Recce/Dispatcher
Stamnummer : 0577

 

Op 18 mei,  na vernomen te hebben dat ons leger zich overal terugtrok en na de oproep van de regering,   vertrok ik mij samen met enkele vrienden richting Ieper.  Dit was voor mij een zware beproeving daar ik van mijn familie en voorogen beroep afstand moest nemen.  Van een geregeld treinverkeer was al een tijd geen sprake meer,  ik verzeilde dan ook in een eindeloze stroom van vluchtelingen met alle ellende van dien.  We waren jong en bij het naderen van vijandige posten,  konden we vlug de velden invluchten. 

Onderweg richting Roeselare kwam ik mijn buurman Eduard Badts tegen en samen met nog enkele CRABs stapten we verder richting Ieper,  onderweg lagen reeds vele gekwetsten en zelfs doden.   De slag om de Leie had zijn tol geëist!   Eens in Ieper,  zond men ons onmiddellijk verder richting Frankrijk met bestemming Rouen,  daar zijn wij echter nooit geraakt.  Onder hevige bombardementen en onder vuur genomen door machinegeweren lukte het ons om op 23 mei in Calais in te schepen op de Canterbury,   dat volgepropt zat met Engelse militairen en gewonden,  dit slechts twee dagen voorafgaand op de evacuatie van Duinkerken.  Na een helse overtocht en geregeld onder zwaar vuur genomen door Duitse jachtvliegtuigen (stuka’s) bereikten wij de haven van Dover.  Eens aan land,  werden wij naar een doorgangskamp nabij Londen gestuurd.  Na ondervraging en inschrijving sturen ze ons naar Eleven St Marks Crescent eveneens Londen.

 

Begin augustus 1940 bevonden wij ons in Hammersmith en werden wij naar Aldershot gestuurd met een 50-tal landgenoten.
In het kamp aangekomen moesten wij in lijn om beurt voor akkoord tekenen om in het Legioen te treden,  wij bemerkten mannen met kaalgeschoren hoofden die achter prikkeldraad opgesloten waren en ons toeriepen niet te tekenen!  Ik herinner mij dat er twee onder ons,  Van Damme en Valcke de leiding op zich namen daar zij beiden de landstalen machtig waren,  zodat wij allen eensgezind waren om niet bij het Legioen aan te sluiten met gevolg dat wij hetzelfde lot ondergingen als de kaalgeschoren jongens!   Als knapen van 18 à 20 jaar brachten wij onze tijd door met oefeningen om ons lenig te houden.

Half augustus werden wij door de Belgische ambassade uit het kamp gehaald en op 17 augustus bij de nieuwe Belgische Strijdkrachten in Tenby (Wales) ingelijfdDaar kreeg ik stamnummer 0577.

 

Tenby - augustus 1940

1.Lambrechts M. stamn° 0720 7.Palmkoek A. stamn° 0035 13. De Corte F. stamn° 0517 19. Verheyen R.  stamn° 0575
2.Vervecken P. stamn° 0814 8.Boeckx A. stamn° 0507  14. Badts E. stamn° 0505 20. Leysen J. stamn° 0545
3.Bogaerts R. stamn° 0508 9.Van Thielen M. stamn° 0573 15. Waltens J  stamn° 0577 21. Ramakers R stamn° 0039
4.Drijvers R. stamn° 0528  10. Goverts J.   stamn° 0539  16. Van Hoof H.  stamn° 0571 22. Torreele A stamn° 41965
5.Lampaert A ? 11. Van Eynde P. stamn° 0572 17. Walraevens A stamn° 0576 23. Van Damme J ?
6.Romanus W.       stamn° 0561 12. Caes A.  stamn° 0509 18. Weckx F.  ? 24. Eben J. stamn° 0530

 

Edouard Badts en Jozef Waltens

 

Samen met zijn goede vriend Badts krijgt Jozef een basisopleiding maar er is een nijpend tekort aan materiaal,  wapens,  voertuigen enz.  Zij werden dan in de beginperiode ingezet als kustbewaking en in een latere fase kregen zij meer een vorming als infanterist en namen deel aan talrijke oefeningen in de omgeving van o.m. Carmarthen.  Ook het rollend materieel kwam stillaan op gang en zo werd de Belgische Groepering voorzien van moto’s,  brencarriers en pantservoertuigen alsook een artillerie batterij,   zodat de 1e Belgische Groepering een effectieve Brigade werd met 3 Onafhankelijke  Gemotoriseerde Infanterie Compagnies,  een Pantser Eskadron en een Artillerie Batterij,  aangevuld met logistieke en medische dienst,   goed voor zo een totaal van 2200 manschappen.    In 1943 werd Kolonel Piron bevelvoerder van de Groepering en deze zou later omgedoopt worden tot de Brigade Piron.
Op 1 januari 1944 behaalde Jozef zijn rijbewijs voor het besturen van mechanische aangedreven voertuigen.  Zowel als dispatch rider en als driver van een brencarrier zou hij actief zijn!

 

 

Op 4 augustus 1944 vertrok Jozef Waltens met de Brigade Piron richting Normandië en ontscheepte in Arromanches.  Hij maakte dan deel uit van de Scout-Sectie of Verkenners van de 3e Compagnie.

 

Uittreksel van “Des Hommes Oubliés” van Guy Weber.

 

De Scout-Secties stonden hoog aangeschreven daar zij steeds de voorwacht vormden en de flanken beschermden van onze oprukkende infanterie.
Het relaas dat nu volgt is één van de vele risicovolle ondernemingen die de Scout-Secties op zich namen :

 

 

“Het avontuur van Foulbec”

getuigenis geschreven door onderofficier André De Coussemaker,  stamnummer 0995 :

In de vroege morgen van 26 augustus 1944 kwam Jacques Bury,  bevelvoerder over de Scout-Sectie van de 3e Onafhankelijke Compagnie terug bij zijn groep na het bijwonen van de briefing bij zijn commandant,  Majoor Nowé.
Alles werd in het werk gesteld om het terugtrekkende Duitse leger het lastig te maken bij hun aftocht richting Seine.  Om Pont-Audemer zo snel mogelijk te bereiken was het dan ook noodzakelijk om via infiltraties hun achterhoede op de hielen te zitten.
Met deze vooruitzichten werden drie kolonnes op gang gebracht met het doel richting oostwaarts op te rukken om vervolgens de rivier de Risle te bereiken om nadien zuidwaarts af te zakken richting Pont-Audemer.
Onze pantserwagens namen de strook langs de kust voor hun rekening.  Een kolonne Engelse troepen bestreken een strook ten zuiden van ons.  Wij,  de 3e Onafhankelijke Compagnie,  onder leiding van Majoor Nowé namen het middelste gedeelte voor onze rekening.
Tijdens de nacht van 25 op 26 augustus hadden Franse verzetslui contact met het 1e peloton van onze compagnie.  Zij hadden weet dat een achterhoede van de Duitsers de gasfabriek van Foulbec zouden bezetten en alvorens te vertrekken deze zouden opblazen.   Wij hadden een vermoeden dat dit één van de redenen was om behoedzaam en snel op te rukken naar voornoemde plaats.
Onze Luitenant had als volgt een slagorde voorzien,  op kop, de carrier van  Sgt. De Coussemaker gevolgd door die van Sgt. Dehenau en tenslotte de derde met Kpl. Van de Woude.  Onze Lt. nam de estafette-moto,  dit liet hem toe vlot contact te houden met zijn drie voertuigen terwijl onze motocyclist en radioman plaats namen in onze 15 Cwt die op korte afstand volgde,  dan een eerste aanvalspeloton in hun troepcarrier gevolgd door de Staf-car van onze Compagnie.

Behoedzaam kwam onze colonne op gang,  carrier 1 reed op de hoofdweg links en rechts geflankeerd door de carriers 2 en 3.  Een ganse tijd bleef alles relatief rustig tot plots en onverwachts op een zijbaantje aan onze linkerzijde een pantservoertuig langzaam in onze richting kwam.  Door het geluid van de ratelende kettingen die onze rijdende rupsvoertuigen voortbrachten was het naderende pantservoertuig gestopt.  Onze carrierdriver Waltens deed een bruske achterwaartse beweging en nam een verdedigingsstelling in.  Intussen had Boeckx,  onze boordschutter zijn brengun gericht in het openstaande luik van bestuurder Waltens.  Op dat ogenblik ontdekten wij het kenteken van de Brigade op het pantservoertuig en zagen de commandant rechtstaand uit zijn geschutstoren ons toewuiven.  Algemene opluchting aan beide zijden en nog een geluk dat wij koelbloedig waren gebleven.   Blij dat wij verbinding hadden gemaakt met onze mannen die zich ten noorden van ons bevonden.

Wij vernamen van hen dat zij tijdens hun tocht een Duitse patrouille,  vier man sterk,   verrast hadden.  Tijdens een korte schermutseling werden twee Duitsers gedood,  een eind verderop,  een tiental meters voorbij hun wagen,  waren de twee overgebleven Duitsers een kuil aan het graven om hun makkers te begraven.  De Duitsers werden hierbij onder schot gehouden door de derde man van de pantserwagen.  Op mijn vraag of er nog enig teken was van andere Duitsers,  bleven zij het antwoord schuldig,  waarschijnlijk wilden ze de positie van hun troepen niet verraden.  Het bleek om Polen te gaan die verplicht ingelijfd werden door het Duitse leger.  De namen van die Duitse pantsers kan ik mij niet meer herinneren.  Het incident werd meteen doorgeseind naar de Staf van de Compagnie.
Wij trokken verder en zagen Engelse para’s die links en rechts van de weg dekking hadden gezocht in de grachten.  Zowel de para’s als wij begrepen er niets van,  zij deden ons teken om te stoppen maar zagen,  tot hun grote verbazing,  onze weg verder zetten.  Dit waren de laatste orders die wij ontvingen hadden,  zo spoedig mogelijk verder oprukken.  Vanaf dan,  was dubbele waakzaamheid geboden.

 

De weg aan onze linkerzijde was heuvelachtig en bebost.  Langsheen de heuvelrug liep een hellende aardeweg en zo kwamen wij in een open vlakte waarvan de weg in een brede bocht naar rechts liep met aan de rechterzijde  een open weiland.   De weg liep hellend met in de verte zicht op een bosachtig gebied.  Dit rustig open terrein was uiterst geschikt om een voorbijtrekkende colonne vanuit het voor ons liggend bos in de rug aan te vallen!  Mijn chauffeur vertraagt even en beslis uit voorzorg halt te houden om samen met de Luitenant de toestand te bekijken.  Wij beslissen om carrier twee te laten naderen.  Hij stelt zich zodanig op dat hij een schietveld bekomt die de volledige rand van het bosje bestrijkt en tevens zicht heeft op de licht hellende weg.  Eén van onze bren schutters was intussen uitgestapt en plaats genomen in de gracht aan de overzijde van het bos.
Intussen was de Staf van onze compagnie op de hoogte gebracht van de toestand waarin wij ons bevonden.  Vanuit de achtergrond naderde de scout-car van Kolonel Piron die halt hield ter hoogte van het eerste aanvalspeloton.  Hij pleegde overleg met onze Compagnie commandant.  Ondertussen verlieten de respectievelijke pelotons van de Compagnie de voertuigen en bezette het terrein.  Het eerste aanvalspeloton rukte in kolonne één na één langs de rechterzijde van de weg en stelde zich in slagorde op,  wachtend op het bevel van de pelotonscommandant om het bos in te trekken.
Toen hadden wij nog geen weet dat de Duitsers zeer goed opgestelde mortieren op de heuvelkam hadden geplaatst,  het waren 88mm en 75mm die zij van het Franse leger gerecupereerd hadden.  Ook hadden zij uitkijkposten voorzien van scherpschutters.  De vijand had ons rustig laten naderen,  dat zou ons weldra duidelijk worden.  Het was een wel geplande actie die ons eerste peloton zware verliezen zou toebrengen maar de andere pelotons zouden hierbij ook niet gespaard worden,  zij het in iets mindere mate dan bij de eerste obussenregen op de voorste gelederen.

Nadat het peloton het bos wou intrekken,  brak de hel los.  Een regen van zeer goed gericht mortiervuur brak los op de strook grond gelegen tussen de baan en het bos.  De verrassing was totaal!   Zij die,   al werden zij gekwetst het gevaar beseften,   trokken zich terug langs de rand,  anderen poogden de overzijde te bereiken om dekking te zoeken in de gracht.  Een tweede salvo sloeg in midden de baan.  De gevolgen waren verschrikkelijk,  door het verharde wegdek versplinterde de vallende obussen met gevolg dat een tweede reeks gekwetsten zich over de baan sleepten dekking zoekend waar ze maar konden!  Korporaal Badts geraakte niet over de baan en bleef zwaar gekwetst op de baan liggen.  Drie mannen,  De Corte,  De Groote en Terryn waren erin geslaagd onze carrier,  de eerste die rechts van de baan stond te naderen maar een derde salvo sloeg in aan onze rechterzijde.  Een deel van de wei en de gracht kwam onder vuur te liggen.  De Corte en Terryn werden gekwetst en konden ons niet bereiken.  De Groote op zijn beurt was er minder erg aan toe maar kon zich evenmin verhelpen.

 

De evacuatie van de gekwetsten

Lijdzaam konden wij niet blijven toezien dat onze jongens van het aanvalspeloton zo hard getroffen werden,  we moesten snel een beslissing nemen!
Gebruik makend van de korte tussenpauze waarbij het spervuur ophield vóór het bosje,  maar zich nu verplaatst had op de achterhoede van onze compagnie reed carrier drie van Korporaal Van de Woude naar voor en vervoegde met zijn brengun ploeg Sgt. Dehenau die stelling ingenomen had.
Carrier driver Pierre Rongé reed op eigen initiatief naar de plaats waar het onheil plaats gevonden had om de terugtrekkende gekwetsten op te laden en over te brengen naar onze eerste hulppost.  Tot tweemaal toe ondernam hij deze tocht.   Tijdens zijn eerste tocht sloeg een mortierobus in boven op het tentzeil van zijn carrier,   bij wonder werd niemand geraakt!   Voor de drie gekwetsten die voor ons lagen besliste ik met mijn chauffeur Jozef Waltens om samen de jongens in de carrier te helpen.  De Corte werd relatief gemakkelijk achteraan in de carrier gelegd,  met wat hulp werd ook De Groote opgeladen.  Wat Terryn betrof,  die was er veel erger aan toe dan wij konden vermoeden.  Ik kon hem optillen en voortslepend op zijn rug tot de carrier brengen,  hij verloor veel bloed en gaf geen enkele reactie meer.  Het was onmogelijk om hem in die toestand op de carrier te leggen.  Ik besloot hem in mijn armen vooraan links op het spatbord van de carrier te leggen.  Met beide voeten over hem hangend reden wij al hortend en stotend met de drie gekwetsten naar de medische hulppost.  Ik riep en bulderde naar Waltens wegens zijn eigenaardig rijgedrag,  Waltens reed onverstoorbaar verder zonder zich iets aan te trekken van mijn reactie.   Ik had alle moeite om mij samen met de zwaar gekwetste Terryn vast te klampen op de carrier.  Na deze rumoerige terugtocht vertelde Waltens mij dat onze carrier in het schietveld lag van mortiervuur en obussen die ons rondom de oren vlogen en links en rechts van ons insloegen.  Tijdens een korte rustpauze vóór het bosje,  was onze pelotonscommandant zelf op zoek gegaan naar gewonden die vooraan waren achter achtergebleven.  De brancardiers van onze compagnie waren ondertussen actief.  Badts werd in betere dekking gelegd in het bijzijn van brancardier Beyts,  die bij hem bleef.  Juist vóór onze eerste rit had ik mijn brenploeg,  Boeckx,  brenschutter met zijn bevoorrader Mouchet laten oversteken.  Onze drie ploegen namen dan een all-round positie aan,  dat was het enige wat wij in zulke omstandigheden konden doen.  Ondertussen had Mouchet zijn plaats verlaten en op zoek gegaan naar gekwetsten.  Plots moet hij Badts gezien hebben,  Mouchet wou de baan oversteken maar Badts riep hem om dit niet te doen.  Mouchet lag in het schietveld van een Duitse sniper.  Hij had die verwittiging van Badts blijkbaar niet begrepen en werd dodelijk getroffen door een schot in de rug,  hij bleef roerloos liggen
De brencarrier van Sgt. Dehenau was ondertussen ook begonnen met gekwetsten af te voeren.  Tijdens onze terugtocht naar de voorste gelederen doken plots twee gevechtsvliegtuigen op.  Laag vliegend stevenden deze recht af op de heuvelkam,  een vuurregen vernielde de vijandelijke posities en het werd plots stil!  Eens terug vooraan werd Badts met brancardier Beyts opgeladen en overgebracht naar de eerste hulppost.
Armand Ferdinande heeft daar volgende getuigenis over :

Nadat het tweede mortier salvo was ingeslagen,  trokken gekwetsten zich terug zo goed als ze konden en werden opgeladen door brencarriers.  Toen kwam plots één van de gebroeders Cockelbergh aangestrompeld.  Het was Aloïs,  de oudste broer.  Ogenschijnlijk leek er niets aan de hand met hem,  maar toen hij bij mij was,  deed hij teken naar zijn rug.  Hij vroeg mij even te kijken wat er scheelde,  zijn battledress was gescheurd en zijn uitrusting was volledig doordrongen van bloed.  Ik verwijderde zijn koppelriem en stelde vast dat hij ernstig gekwetst was aan de rug.  Chauffeur Van Dichele bracht Aloïs Cockelbergh naar zijn 15 Cwt. en voerde hem naar de hulpdienst.  Korte tijd nadien broer Louis Cockelbergh aangelopen en vroeg wat er met zijn broer gebeurd was.  Wat hij niet besefte was dat hijzelf aan het ergste ontsnapt was,  zijn geweer dat hij nog stevig in de hand hield was ontdaan van het houten beslag!  Er hingen alleen nog enkele houtsplinters aan het geweer. 

Nadat de rust teruggekeerd was en alle gekwetsten en doden waren afgevoerd werd het bevel gegeven om ons terug te trekken in tweede linie.
De Engelse para’s die we voorbij gestoken waren namen het verder van ons over.  Het vooropgestelde objectief :  Pont-Audemer bereiken werd niet uitgevoerd
Gedurende deze ganse operatie is onze Commandant Majoor Nowé steeds in het midden van de baan gebleven,  zichzelf in veiligheid brengen was bij hem niet aan de orde,  in tegendeel,  vanop zijn positie beval hij iedereen die zich in zijn omgeving bevond dekking te nemen.  In de ogen van zijn manschappen was en is hij steeds een groot voorbeeld geweest!
Het ergste voor onze sectie,  was het verlies van onze makker Francis Mouchet.  Enkele dagen na onze aankomst in Normandië werd hij aan onze sectie toegevoegd.  Hij was de jongste van onze groep.  Het pijnlijkste ogenblik voor onze Luitenant was de ontmoeting met zijn ouders tijdens onze blijde intrede in Brussel begin september 1944.
Hij is in Normandië achter gebleven en ligt begraven in Conteville niet ver van de plaats waar hij sneuvelde.

Jozef Waltens trok vervolgens verder met zijn makkers over de SeineDe Brigade Piron kreeg begin september het bevel om in het kielzog van de Britse Gardedivisie op te rukken richting Belgische grens !

Jozef Waltens werd door zijn heldhaftig optreden in Foulbec in 1948 gedecoreerd met :  The Commemorative War Medal of General Eisenhower en de Distinguished Service Cross Ici.

 

 

 

Eens Brussel bevrijd,  trokken we verder richting Limburg en bevrijdde wij Leopoldsburg.  Nadien volgde de 1e Hollandse veldtocht van eind september tot half november bezetten wij een front van omen bij de 20km,  het werd een harde strijd tegenover een vijand bestaande uit Fallmschirmjäger.  Regen en bijhorende modder was in die maanden dagelijkse kost,  wij ploegde van de ene post naar de andere.  Tijdens die veldtocht verloren wij een 30-tal makkers en vielen er vele gekwetsten.  Half november werden wij afgelost door de Britten en via Leuven naar het Waasland gezonden.  De Brigade kon er op adem komen en zich reorganiseren.  De 3 Compagnies werden omgevormd tot 3 Bataljons,  St.Niklaas,  Temse en Hamme werden de thuishaven van de Bataljons waarbij vele jonge vrijwilligers de rangen kwamen vervoegen en zich klaarstoomden om terug naar het front te keren voor de 2e Hollandse veldtocht eind maart 1945.  Op 8 mei 1945 legden de Duitsers de wapens neer en was de oorlog ten einde.  Wat niet betekende dat wij naar huis terugkeerden,  nee,  wij kregen opdracht om de vijand te ontwapenen en hen te begeleiden naar hun heimat waar zij in kampen opgesloten werden.  Ondertussen namen wij stelling in Diverse Duitse steden en de bezetting was een feit!  Na enige tijd was kreeg ik het bericht dat ik met verlof mocht vertrekken naar mijn thuis,  St.Niklaas,  voor mij was de oorlog voorbij,  na bijna 5 jaar,  eindelijk terug bij mijn familie en vrienden!

 

 

26 mei 1945
Jozef Waltens en Maria Deman op hun huwelijksdag,

 

Jozef was drager van verscheidene Belgische en Buitenlandse eretekens
waaronder de reeds boven vermelde Britse onderscheidingen en verder


Defence medal
1939-1945 Star
France-Germany Star
Medaille de la France Libérée
Medaille van den Vrijwiliger 1940-1945
Herinneringsmedaille van den Oorlog 1940-1945
Medaille van de Oorlogsvrijwilliger
Medaille van de Oorlogsvrijwilliger-Strijder
Het Kruis van Ridder in de Orde van Leopold II

 

 

Jozef Waltens wordt gedecoreerd door Luitenant-Generaal Piron

 

 

Jozef vervoegde zijn overleden makkers op 5 juni 2007 te St.Niklaas

 

 

Getuigenis opgemaakt op 19 maart 2019 door Sandra Waltens,  zijn kleindochter in samenwerking met Bert Otté