Emile MICHAEL - Sdt - Mat 0729

3ème Compagnie - 4ème Peloton - 2ème Section

 

 

 

Sdt Michaël Emile
3e Compagnie - 4e Peloton - 2e Sectie - Dispatch Rider
Stamnummer : 0729

 

EINDELIJK BRUSSEL


We rijden reeds gedurende verschillende uren op volle toeren richting België, niettegenstaande iedereen doodop is.  Reeds meer dan 36 uur zitten chauffeurs aan het stuur en motorijders op hun stalen ros.  Ikzelf kan niet meer,  alleen de hoop mijn land terug te zien is de stimulans waaruit ik de nodige wilskracht put om door te zetten op mijn B.S.A.

Rond 14 uur bereiken we Douai,  trekken dan door Orchies en verlaten daarna de grote baan.  Van dan af rijden we op een zeer slechte weg die langsheen de Belgische grens loopt.  In de verte ligt een kanaal,   enkele bewoners hebben een vlag met de tricolore kleuren aan hun gevel gehangen.  Zouden wij ons reeds op Belgische bodem bevinden?  Jawel,  na een lange tocht doorheen Frankrijk trekt de ganse colonne,  via erbarmelijke wegen de grens over te Rongy.  Mijn polshorloge wijst 17u08.  De emotie knijpt me aan het hart, wanneer een makker mij vraagt of we “bij ons” zijn,   ben ik zodanig ontroerd dat ik hem het antwoord even schuldig blijf.  Ik ben niet de enige,  ik heb harde kerels zien wenen,  legionnairs die van puur geluk alles uitdeelden wat ze bij zich hadden :  sigaretten,  chocolade en ander lekkers.  Alles wat we bezaten werd aan de uitbundige bevolking uitgedeeld.  Zelfs majoorNowé,  commandant van onze compagnie,  die met zijn legendarische flegma zoveel respect en aanziens verworven had,  kon zijn emoties niet bedwingen.

 

Rongy,  3 september 1944.


Sinds onze intrede in België worden wij overrompeld door de vele sympathiebetuigingen vanwege de bevolking.  Daardoor wordt onze opmars enigszins belemmerd en het is pas bij valavond dat we Edingen bereiken.
Gans Edingen staat op straat om ons te verwelkomen,  nochtans zijn de Duitsers niet ver,  zij houden zich schuil in de nabije omgeving.  Door de euforie die er toen heerste,  hadden we weinig aandacht geschonken aan vijandelijke mogelijke reacties,  alhoewel deze op de loer lagen langsheen de wegen richting Brussel.  We brengen de nacht door in Edingen en die paar uren slaap komen goed van pas,  sinds onze helse tocht door Frankrijk hadden wij weinig gelegenheid gehad om even op rust te komen. 

4 september 1944

Wij ontwaken onder een helderblauwe hemel.  Het weer is werkelijk prachtig en de stralende zon brandt reeds fel ondanks het vroege morgenduur.
Om 7uur zijn de meesten onder ons reeds paraat,  vandaag is het zover,  straks rijden we Brussel binnen,  we kunnen het nauwelijks geloven.  We worden omringd door de plaatselijke bevolking die ons hun verhalen vertellen,  met veel aandacht luisteren wij naar alles wat zij meegemaakt hebben onder de jarenlange Duitse bezetting.  Sommige verhalen zijn schrijnend,  zij vertellen hoezeer ze geleden hebben,  het heeft hen gemerkt en zij kunnen nog steeds niet geloven dat het oorlogsgebeuren voor hen definitief voorbij is! 

Een burger komt naar ons toegesneld met de boodschap dat een grote groep Duitsers zich schuil houd in het nabije bos niet ver vanwaar wij ons bevinden.

“Dat ze er blijven,  vertelt hen majoor Nowé,  als ze honger krijgen zullen ze wel tevoorschijn komen”.  De majoor bleef er rustig bij en scheerde zich verder.

Rond 11uur komt het langverwachte bevel om te vertrekken.  Ik moet in alle eerlijkheid bekennen dat we daar de ganse morgen op zaten te wachten.
We nemen afscheid van de plaatselijke bevolking en de ganse colonne zet zich in beweging.  Na enige tijd bereiken we Halle,  een korte pauze wordt ingelast en de menigte verwelkomt ons uitbundig.  We rijden verder en dan is Vorst aan de beurt.  We naderen langzaam maar zeker de hoofdstad.  Onze doortocht wordt vertraagt door duizenden jubelende,  juichende mensen die ons hun dankbaarheid uiten.  Velen wenen van ontroering… We rijden nu stapsgewijs de stad binnen,  langs Boulevard Lemonnier,  de Beurs,  Boulevard Anspach,  place De Brouckère,  Boulevard Adolphe Max enz.

Het gedrang is hier onbeschrijfelijk.  Gans Brussel staat in rep en roer,  de colonne heeft alle moeite om zich een weg te banen door de enge trechter,  die zich telkens sluit op ieder voertuig of moto, dit bij de minste halte.

Vele mensen stellen vragen,  zoeken naar familieleden die zich eventueel op de voertuigen bevinden.  Maar wij moeten verder,  er is nu geen tijd om op al hun vragen een antwoord te geven.  Plots ziet Eugène Lauwereins (Sgt. van de
1e sectie in het 5e peloton van Lt. Thumas)  zijn moeder en zus staan tussen de bevolking,  hij was één van de eerste die zijn familieleden terugzag na zovele jaren.  Zij waren tijdens de oorlogsjaren  tijdelijk van Oostende naar Brussel verhuist.

 

 

Brussel bevrijd!

 

Voertuigen worden onder bloemen bedolven.  Ik krijg twee reusachtige ruikers in mijn handen toegestopt,  waarmee ik geen raad weet aangezien ik mij op mijn B.S.A. bevind.  Daarenboven krijg ik regelmatig een geestdriftige passagier die een eindje wil meerijden.  Brussel is in feest.  Langzaam begeeft de colonne zich naar de Koningsstraat.  Hier zijn de burelen van de krant “Le Soir”,  iets verder op bevind zich het graf van de Onbekende Soldaat.  Kort daarop druk ik de hand van de eerste Oostendenaar,  de zoon van Mon Everaert,  een bekende personaliteit in de Belgische zwemsport.  Ik tracht zoveel mogelijke informatie in te winnen omtrent Oostende,  maar Mon had onlangs Oostende verlaten.

We zetten onze weg langzaam verder doorheen een dolgedraaid publiek dat ons met bloemen en Belgische sigaretten overlaad.  De voertuigen worden stormenderhand ingenomen.  Vier uur hebben we nodig om de kazerne der Grenadiers te bereiken waar de 3e compagnie zijn intrek zal nemen.

Als we nadien vrij kwartier krijgen,  worden we aan de uitgang van de kazerne letterlijk door de menigte in triomf rondgedragen.  De uitbundigheid met dewelke de bevolking ons ontvangt is uniek,  de honderden vragen die we moeten beantwoorden,  de vele handtekeningen die we moeten plaatsen en kussen die wij in ontvangst nemen geven een beeld van de euforie.

In een chique café,  aan de Louisapoort,  heb ik het genoegen om het eerste nummer van de bevrijdde “Le Soir” te lezen,  weliswaar van microscopisch formaat maar nog zo hartversterkend om dit te mogen lezen.  De drank wordt in een snel en ononderbroken tempo aangeboden.  Voorbijgangers verdringen zich om toch maar een glimp te krijgen van Belgische soldaten,  gekleed als “Tommies”.  Velen onder onze landgenoten hadden geen weet dat we Belgen waren en spraken ons aan in het Engels.  Als we hen dan in onze moedertaal antwoorden stonden ze versteld te kijken.  

Als we ons nadien naar buiten begeven,  worden we door iedereen aangeklampt en uitgenodigd om bij hen thuis de avond door te brengen.
Ieder huisgezin verlangt een soldaat!  Mijn voornemens om enkele vrienden op te zoeken in St.Joostten Node moest ik noodgedwongen uitstellen met een dag.
De dag nadien,   waag ik mij bij valavond uit ons kantonnement.  Voorbijgangers die mij desondanks alles nog willen ophouden,   antwoord ik koelweg in de taal van Shakespeare.  De avond zelf breng ik door bij mijn vrienden,  zij vertellen mij de harde beproevingen welke de bezetting met zich meebrachten.   Op mijn beurt vertel ik mijn verhaal,   over de vele Engelse vrienden die ik achterliet en over de veldtocht in Normandië,  de talrijke mijnen die her en der langsheen de weg lagen en voor dood en vernieling zorgden.

De nacht heb ik bij hen doorgebracht in een echt bed,  tussen fijne kraaknette lakens,  zonder wapens noch granaten bij de hand.
De dagen volgen elkaar op en dit allemaal in een roes van vreugde en uitgelatenheid.  Brussel viert verder en het enthousiasme jegens de Brigade Piron is groot.  Om de bevrijding van de hoofdstad waardig te vieren zijn de meeste winkels gesloten. 

Enkele dagen nadien verlieten wij de kazerne van de Grenadiers,  deze werd bezocht door net uitgedoste officieren en onderofficieren.   Het waren jongens die tijdens de oorlogsjaren vroegtijdig teruggekeerd waren als krijgsgevangenen uit Duitsland.  Zij hadden hun uniform van 40’ aangetrokken en dachten zich zowaar te moeten manifesteren als oversten,  dit viel bij de meesten onder onsniet in goede aarde. 
Onze leiders namen dan ook de juiste beslissing om andere oorden op te zoeken.  Zo verbleven we één dag in Melsbroek en nadien vervoegden wij de kazerne in Vilvoorde,  de geboorteplaats van majoor Nowé.  Dit verklaart het uitbundig onthaal dat ons aldaar te beurt viel.

Eén der redenen van ons vertrek uit Brussel,  waren dus die aardig uitgedoste officiertjes.  Hun uniformen waren weliswaar veel netter en beter verzorgd dan de onze.  Feit is dat ze niet in alle hoeken en kanten van Normandië hadden rondgetoerd.  Indien onze battle-dress naar poeder en zweet rook,  dan was de geur die uit hun prachtige ceremoniekledij kwam een heel andere.  Dat verdacht geurtje werd dan ook al snel door onze goede scherpzinnige Brusselaars opgemerkt.  Het legendarische “Ketje van Brussel” had daar al vlug de juiste term voor gevonden en van zodra één van die heren zich op straat begaf,  lieten ze niet na hun nieuwe strijdkreet te roepen in het platst denkbare dialect : “Naphtaline!”  En Naphtaline bleek langzamerhand een klassieke uitspraak te worden in de dagelijkse omgangstaal bij de mannen van de Brigade Piron.  Nu nog,  als je aan een ancien van de Brigade vraagt wat “Naphtaline” betekent zal hij U de uitleg van het woord in geuren en kleuren uitleggen…

De dagen volgend op de bevrijding van Brussel,  kon men een ware invasie bijwonen van officieren in alle rang,  die poogden zich aan de jongens van de Brigade op te dringen.  Er deden zich komische maar tevens pijnlijke incidenten voor.  Samengevat,  wij waren voor die mensen een hinderpaal.  Om te beletten dat de zaken zouden escaleren,  werd er besloten te verhuizen.
Triestige mentaliteit,  wetende dat diezelfde personen ons probeerde te vereenzelvigen met de bende van Londen,  die nog steeds in Londen verbleef en met wie we gelukkig niets te maken hadden.  We waren ook getuige van het groot aantal “weerstanders van het laatste uur” die hautain met armbanden van alle kleuren rondliepen.  Gewapend met oude Duitse geweren,   een gordel om de lenden met granaten, eveneens van Duitse makelij, vormden zij een echt gevaar voor de bevolking.   Ik spreek niet van de echte weerstand die vele burgers en piloten clandestien ondergedoken hebben,  dit ten kostte van hun leven!  Zij hebben gedurende de bezettingsjaren met de middelen die zij bezaten de bezetter het vuur aan de schenen gelegd!  Dit staat zwart op wit beschreven in talrijke boeken of publicaties,  terug te vinden in bibliotheken of in het oorlogsarchief.

Wij kregen op een mooie zondagmorgen het bevel ons klaar te maken voor een nieuwe opdracht.   Deze zou ons leiden naar Limburg en Holland.  De bevrijding van  Leopoldsburg,  Bree en nog andere Belgische steden en gemeenten ging gepaard met diverse schermutselingen waarbij strijdmakkers het leven lieten,  dit wordt uitvoerig beschreven in andere getuigenissen…

Uittreksel uit
“Mijn velddagboek”
door E.R. MICHAEL


Didier Dufrane